Een mooi boek van Joris Lohman, een helder, prettig geschreven verslag van een 15-jarige reis langs stevige landbouw en voedselvragen. Hij legt helder uit dat het in die reis niet zo simpel of eenduidig blijkt te zijn als je soms hoopt of denkt. Er is niet één manier die voor alle grote vragen het antwoord is. Van harte aanbevolen om te lezen dus, het brengt overzicht en inzicht en kan daarmee een stuk frustratie wegnemen die een goed gesprek zo makkelijk blokkeert.
Veel van die reis die Joris maakte herken ik, waar Joris
begon vanuit de studie Politicologie, startte mijn reis als tiener al werkend in
een veevoederfabriek met daarna de studie Zoötechniek (zoals ‘Animal Sciences’
toen heette). Ook herken ik dat je met enige schroom kijkt naar hoe je eerder
soms dacht of handelde tijdens die reis die je maakte (dit helpt mij ook om met
mildheid naar de reis van anderen te kijken 😊,
niemand springt in één keer op zolder).
Een kernwoord in het boek is het woord ‘wensdenken’. Wensdenken herken ik veel in de
(vaak gepassioneerde) inbreng van mensen in gesprekken, debatten en visies op
de toekomst van landbouw . Het beeld van de door jou gewenste landbouw heeft
veel invloed op de inbreng die je levert. Of dat nu grootschalig en hoogtechnologisch
is of juist kleinschalige lokale voedselsystemen. Het ‘gedoe’ ontstaat als je jouw
eigen wensbeeld over de hele landbouw legt.
Wensbeelden heeft iedereen, dus ook de studenten, de ‘jonge
boeren’, die ik hier in Dronten ontmoet, zij bereiden zich voor op hun plek in
ons ‘landbouwvoedselsysteem’. Het zijn jonge mensen met ‘nog maar’ 10 bewuste
levensjaren, jaren waarin ze eerst hun eigen wensbeeld vormden, vaak met het
bedrijf waar ze (hard) werkten en/of opgroeiden als grote voorbeeld. En dan barst
er ‘ineens’ een storm los rondom die toekomstbeelden, een politicus die hard ‘halveren’
roept en een ‘kaartje met vlekken’ waar ‘boeren weg moeten’. Dat dit (veel) boosheid
oproept is eigenlijk best logisch.
Zo door je oogharen heen kijkend zie je echter de
vraagtekens boven hun hoofd, deels worden die uitgesproken, deels zijn ze ook verborgen
achter ‘stoere’ taal en houding. Dat mag ook.
In ons onderwijs staat de ‘boerendiversiteit’ centraal, er
zijn veel verschillende markten waar je voor kunt leveren met voor ieder
bedrijf de vraag hoe de plek van het bedrijf van invloed is op wat daar kan en
mag en wat daar gewenst is.
In die grote groep jonge boeren is de breedte van de
boerendiversiteit te vinden. Er is een (groeiende) groep jonge boeren die graag
aan een boerenbedrijf bouwen waar sociale en ecologische waarden hoog in het
vaandel staan. Ofwel, ze willen dat gaan doen waar veel mensen in Nederland
heel enthousiast over praten.
En dan is het best heel schurend om te zien dat de
economische realiteit hen eigenlijk de andere kant op wijst. Extensief boeren
kan echt heel rendabel zijn, om extensief te worden moet je echter een stevige horde
zien te overwinnen zeker in een omgeving waar grondprijzen door het dak gaan,
gedreven door bijvoorbeeld ‘windmolengeld’ en woningbouw.
Wat is het dan nodig dat er een brede visie komt op de toekomst
van ons platteland en de rol en positieve van boeren daarin. Zonder visie en
bijpassende keuzes beleid wordt dat wat ‘we’ graag willen simpelweg weggedrukt.
En daar zit dus ook mijn wens voor 2025, dat we de grote vragen rondom voedsel,
natuur, landschap en samenleving onder ogen zien en vanuit de boerendiversiteit
gedachte ruimte maken voor jonge boeren om onze gezamenlijke toekomst vorm te
geven. Zodat als we straks in 2050 zijn we een samenleving zien waarin boerenbedrijven
van waarde zijn voor ‘ons’ stad en platteland.