maandag 6 januari 2025

Over ‘Boter, kaas en havermelk’, wensdenken en de jonge boer

 Een mooi boek van Joris Lohman, een helder, prettig geschreven verslag van een 15-jarige reis langs stevige landbouw en voedselvragen. Hij legt helder uit dat het in die reis niet zo simpel of eenduidig blijkt te zijn als je soms hoopt of denkt. Er is niet één manier die voor alle grote vragen het antwoord is. Van harte aanbevolen om te lezen dus, het brengt overzicht en inzicht en kan daarmee een stuk frustratie wegnemen die een goed gesprek zo makkelijk blokkeert.

Veel van die reis die Joris maakte herken ik, waar Joris begon vanuit de studie Politicologie, startte mijn reis als tiener al werkend in een veevoederfabriek met daarna de studie Zoötechniek (zoals ‘Animal Sciences’ toen heette). Ook herken ik dat je met enige schroom kijkt naar hoe je eerder soms dacht of handelde tijdens die reis die je maakte (dit helpt mij ook om met mildheid naar de reis van anderen te kijken 😊, niemand springt in één keer op zolder).

Een kernwoord in het boek is het woord  ‘wensdenken’. Wensdenken herken ik veel in de (vaak gepassioneerde) inbreng van mensen in gesprekken, debatten en visies op de toekomst van landbouw . Het beeld van de door jou gewenste landbouw heeft veel invloed op de inbreng die je levert. Of dat nu grootschalig en hoogtechnologisch is of juist kleinschalige lokale voedselsystemen. Het ‘gedoe’ ontstaat als je jouw eigen wensbeeld over de hele landbouw legt.

Wensbeelden heeft iedereen, dus ook de studenten, de ‘jonge boeren’, die ik hier in Dronten ontmoet, zij bereiden zich voor op hun plek in ons ‘landbouwvoedselsysteem’. Het zijn jonge mensen met ‘nog maar’ 10 bewuste levensjaren, jaren waarin ze eerst hun eigen wensbeeld vormden, vaak met het bedrijf waar ze (hard) werkten en/of opgroeiden als grote voorbeeld. En dan barst er ‘ineens’ een storm los rondom die toekomstbeelden, een politicus die hard ‘halveren’ roept en een ‘kaartje met vlekken’ waar ‘boeren weg moeten’. Dat dit (veel) boosheid oproept is eigenlijk best logisch.

Zo door je oogharen heen kijkend zie je echter de vraagtekens boven hun hoofd, deels worden die  uitgesproken, deels zijn ze ook verborgen achter ‘stoere’ taal en houding. Dat mag ook.

In ons onderwijs staat de ‘boerendiversiteit’ centraal, er zijn veel verschillende markten waar je voor kunt leveren met voor ieder bedrijf de vraag hoe de plek van het bedrijf van invloed is op wat daar kan en mag en wat daar gewenst is.

In die grote groep jonge boeren is de breedte van de boerendiversiteit te vinden. Er is een (groeiende) groep jonge boeren die graag aan een boerenbedrijf bouwen waar sociale en ecologische waarden hoog in het vaandel staan. Ofwel, ze willen dat gaan doen waar veel mensen in Nederland heel enthousiast over praten.

En dan is het best heel schurend om te zien dat de economische realiteit hen eigenlijk de andere kant op wijst. Extensief boeren kan echt heel rendabel zijn, om extensief te worden moet je echter een stevige horde zien te overwinnen zeker in een omgeving waar grondprijzen door het dak gaan, gedreven door bijvoorbeeld ‘windmolengeld’ en woningbouw.

Wat is het dan nodig dat er een brede visie komt op de toekomst van ons platteland en de rol en positieve van boeren daarin. Zonder visie en bijpassende keuzes beleid wordt dat wat ‘we’ graag willen simpelweg weggedrukt. En daar zit dus ook mijn wens voor 2025, dat we de grote vragen rondom voedsel, natuur, landschap en samenleving onder ogen zien en vanuit de boerendiversiteit gedachte ruimte maken voor jonge boeren om onze gezamenlijke toekomst vorm te geven. Zodat als we straks in 2050 zijn we een samenleving zien waarin boerenbedrijven van waarde zijn voor ‘ons’ stad en platteland.