Vandaag via het NOS journaal het bericht gezien over 'Landschapspijn' en net het artikel gelezen waarin dit beschreven wordt. Een artikel om te lezen en eens goed te laten bezinken.
Vooral die laatste zin: wij laten het gebeuren.
Niet die melkveehouder die zijn bedrijf draaiend houdt is primair de reden, het is 'wij'.
Hoe dan verder? tja, blijven geloven dat het kan en vooral: kies in de supermarkt voor het type bedrijf dat je in stand wilt houden.
Hier is de link naar het artikel op de site van Leeuwarder Courant:
http://www.lc.nl/friesland/Melk-kaas-en-landschapspijn-21416616.html
Melk, kaas en landschapspijn
Friesland, industrieland. ,,Ik heb 83 kilometer gefietst en vier scholeksterpaartjes gezien’’, zegt een vriendin, ,,verder niks.'’’ Landschapspijn doet zeer. En het maakt kwaad. Want van wie is dit land eigenlijk?
Hier, in mijn Friesland, maakte ik als dreumes groentesoep van zuring, boterbloemen, pinksterbloemen en dotters. Hier las ik, liggend in het gras,
Kruistocht in Spijkerbroek terwijl hoog boven mijn hoofd een leeuwerik zingend zijn territorium afbakende.
Friesland was een rijk land en ik mis het. Als ik nu een veldleeuwerik hoor, ben ik opgetogen. Een leeuwerik! Eindelijk weer een leeuwerik. O, er zijn nog velden vol zuring, klaver en boterbloemen, maar het zijn uitzonderingen in een monotoon diepgroen, wuivend, Fries raaigrasland. Het landschap leeft, maar het leeft ook niet. Ik sta er nu liever met de rug naartoe. Want mijn land doet pijn.
,,Ik had de tranen in de ogen’’, zegt de buurvrouw, die een fietstochtje door de Friese landerijen maakte. ,,Daarom heb ik maar een gebakje genomen.’’ Een troostgebakje op een warm terras.
Tegen landschapspijn.
De provincie Fryslân maakte dit jaar een promotiefilmpje voor Chinese toeristen. In
Friesland, land of milk and water vergapen de studenten Hao en Wai zich aan ons open, groene land. ,,
The air is so fresh.’’ Ze worden meegenomen naar de wereldberoemde Friese koeien in een hypermoderne robotstal, en naar een zuivelfabriek, waar de heftrucks zelfstandig, zonder chauffeur rijden. ,,De lucht, het voer en het gras zijn allemaal van uitstekende kwaliteit’’, vertelt hun gids.
Friesland is een idylle, leren de Chinezen. En de lucht is blauw ja, boven ons industrielandschap.
,,Wil je meedoen op de wereldmarkt, dan moet je schaal hebben’’, zegt een grote melkveehouder als je hem vraagt naar de schaalvergroting in de landbouw. LTO-voorzitter Geart Kooistra klaagt als je hem bezoekt. ,,De hele wereld praat met groot respect over de Nederlandse landbouw, die een voorbeeld is voor alle andere landen. Maar in Nederland kunnen we het moeilijk goed doen. Dat vind ik opvallend.’’
KOPLOPER
Ik denk aan de graslanden uit mijn jeugd. Aan de biodiversiteit in Friesland, die dramatisch keldert. De achteruitgang van het aantal soorten speelt overal in Europa, maar Nederland en het rotseiland Malta zijn koploper, en in Friesland gaat het het hardst van allemaal.
In 2013 publiceerde onderzoeksinstituut Alterra een alarmerend rapport. Er waren hier nog minder kleverige poelslakken, grote karekieten, zilveren maanvlinders en wilgenhommels dan in de rest van Nederland, waar de situatie ook al niet florissant was. De gemiddelde populaties van alle Rode Lijst-soorten in Friesland waren in 2011, vergeleken met de situatie in 1990, gehalveerd.
Rara hoe het er nu mee staat, als je weet dat ongeveer 78 procent van het Friese landoppervlak voor de landbouw wordt gebruikt.
In 2000 telde het Centraal Bureau voor de Statistiek in Friesland een kleine vijfduizend rundveebedrijven. Samen boden ze plaats aan dik 520.000 dieren. In 2015 waren er 1500 rundveehouders minder, en dik 50.000 runderen meer
Minder boeren hebben nu meer vee. En al die beesten eten het raaigras, waarlangs we op mooie dagen fietsen. Met enorme machines wordt het van het geëgaliseerde, gedraineerde land gehaald. ,,Betongras’’, zegt de buurvrouw. Gras waar insecten, vogels en andere dieren niks te zoeken hebben. Een maaimachine is al gauw 9 meter breed. En grote schudders hebben werkbreedtes van 16 tot 17 meter.
Friesland. Productieland.
Vraag het aan amateur roofvogelonderzoeker en weidevogelbeschermer Henk Waterlander uit Sint Nicolaasga. Vijftien jaar geleden maakte hij filmopnames in de Noedpolder bij Idskenhuizen. De tranen springen in je ogen als je ernaar kijkt. Waterlander vertoonde de film destijds bij het 60-jarig jubileum van de vogelwacht Doniawerstal. En ja: ook hij kan wel huilen als hij de beelden van de roze-gele velden ziet, en de oude stippenkaarten waarop hij het aantal nesten bijhield.
De Noedpolder was nat. ,,Het was een en al beweging, en gegons van insecten.’’ Nu, zeventien jaar later, is het land door de diepontwatering en de drainage ,,grauw, groen, droog, eentonig.’’ De boer, met wie Waterlander samenwerkte, past nog steeds op de overgebleven vogels. ,,Maar we zijn 95 procent kwijt.’’ En allebei vinden ze het erg, allebei voelen ze landschapspijn.
Nederland is na de Verenigde Staten nu eenmaal de grootste landbouwexporteur ter wereld. Alles heeft zijn prijs.
EFFICIËNT
Samem met een megastalboer kijk ik naar zijn strak getrokken raaigrasland. Er zit geen greppel, geen welving meer in. ,,Ik vind het lelijk’’, zeg ik. ,,Ik vind het mooi’’, antwoordt hij. Het is efficiënt land, daar houdt hij van. En o ja, laatst heeft hij over een van zijn laatste stukjes zeldzaam blauwgrasland een lading modder gestort. Hij moest er ergens mee naartoe.
Nu kijkt hij met plezier naar het perceeltje dat eerst schraal was, en matig voedzaam kruidenrijk groen leverde. Nu groeit er eiwitrijk raaigras, waarvan er heus ook mengsoorten bestaan, zegt hij. Met beemdgras erin, en rode klaver, en witte klaver. Als ik sputter dat ik ook graag boterbloemen wil, schudt hij zijn hoofd. Die ziet hij niet graag, ,,die giftige dingen’’. En in pinksterbloemen zit te weinig voederwaarde.
Je kijkt niet goed, zegt hij, als ik klaag over biljartlakens vol raaigras. Waarom geniet je niet van de klaver? Die bloeit wit en paars en haalt stikstof uit de lucht om het vervolgens af te geven aan de bodem, waardoor boeren met minder kunstmest toekunnen. Bovendien heeft het een goede voederwaarde. ,,Ook mooi.’’
Het is een aardige boer. Ik snap hem best. Maar ik voel pijn als ik naar het land kijk. Het is rijk en straatarm tegelijk.
In een kamer van de Rijksuniversiteit Groningen werkt wormenonderzoeker Jeroen Onrust aan zijn promotieonderzoek. Hij telde de afgelopen jaren maandelijks wormen in extensief en intensief beheerd Fries grasland. Onrust bedacht een speciale kar, waarmee hij ’s nachts langzaam over vijf types weilanden reed. ,,Over 100 meter deed ik een uur’’, zegt hij. Want als wormen trillingen van voetstappen voelen, of een lichtbundel ontwaren schieten ze razendsnel terug in de grond.
Buitenstaanders moesten vaak lachen, als ze van zijn onderzoeksmethode hoorden. Dat krijg je, als je geen idee hebt van de schoonheid ervan. In voor- en najaarsnachten, als de bodem goed vochtig is, krioelt het bovengronds van glanzend, glibberig leven. Dan gaan de wormen op zoek naar organisch materiaal. Voor alle zekerheid verankeren ze tijdens die zoektochten het puntje van hun staart in de bodem, zodat ze zichzelf bij onraad als een elastiekje terug kunnen katapulteren.
Magisch om te zien, zegt Onrust. Op goede avonden telde hij zo veertig wormen per vierkante meter in het gras. ,,Allemaal van die grote.’’ En niemand die het zag, de rest van de mensheid zat binnen, onder de lamp of voor de televisie. Hij was alleen met de bodembewoners in een windstil, duister weiland, waar mistflarden soms als witte wieven om hem heen hingen. ,,Alsof je een andere planeet betreedt. Helemaal als je bedenkt hoeveel wormen er zijn, hoeveel leven er onder de grond krioelt.’’
PENDELAARS
Volgend jaar promoveert Onrust op zijn onderzoek, waarin hij concludeert dat regenwormen slecht gedijen in intensief bewerkt weideland. Onze zwaar bemeste landbouwgrond huisvest vooral bodembewonende grijze wormen, die tot zo’n 40 centimeter diep in de grond zitten. De twee andere types: de strooiselbewonende regenwormen, die in de bovenlaag van de weilanden leven, en de pendelaars, die gangen maken tot wel 3 meter diep, gaan er dood.
En dat is erg, zegt Onrust. Tastjagers, zoals grutto’s en scholeksters leven weliswaar van grijze regenwormen, maar de zichtjagers, zoals kieviten vinden bovengronds geen pendelende wormen meer. Bovendien zijn wormen belangrijk voor een gezond bodemleven en een goede bodemstructuur. Met hun gangenstelsels zorgen ze ervoor dat het water goed afvloeit, en dat planten en gewassen zich met hun wortels in de grond kunnen nestelen.
Jeroen Onrust noemt de dingen bij de naam. De intensieve landbouw is de pest voor de bodem, zegt hij. ,,Ik vind het absurd dat het in Nederland verplicht is om drijfmest te injecteren.’’ Bovendien heeft het bemesten allang niet meer alleen het doel om de bodem te verbeteren. Met bemesters werken boeren bovenal de enorme strontbult weg die onze vaderlandse veestapel produceert. Graslandboeren in Nederland en Denemarken mogen van Europa zelfs meer mest uitrijden dan hun collega’s in andere landen.
Drie jaar geleden fotografeerde Marcel van Kammen deze grutto op een hek. Op de achtergrond worden ongeveer twintig gruttonesten vermalen.
De mestproductie rijst de pan uit. In 1990 produceerde de Friese melkveehouderij volgens het CBS nog 8,9 miljoen ton drijfmest, vorig jaar was dat 9,4 miljoen ton. En al die mest bevat stikstof dat in de lucht vervluchtigt of door de bodem wordt opgenomen. Om te voorkomen dat een teveel aan stikstof uitspoelt in het grondwater en het oppervlaktewater heeft de overheid daarom bemestingsnormen vastgesteld. Maar je hoeft geen bril op te zetten om te zien dat bloemen en kruiden op intensief bewerkt weideland weinig kans maken.
Om de zoveel jaar wordt het land opnieuw doorgezaaid of gescheurd. En op stikstofrijke grond groeien vooral gras, bramen en brandnetels. ,,Toen ik met mijn onderzoek begon was ik verliefd op het Friese cultuurlandschap’’, zegt Jeroen Onrust. Maar als je letterlijk met je neus op het land zit, kom je erachter dat dat weidelandschap, met ruggetjes en slootjes erin niet meer bestaat. Ik zag een gedraineerde woestijn.’’
Er zijn heus meer die het zien. Maar de overgrote meerderheid van de burgers heeft geen idee, merkt de onderzoeker. ,,Laatst vertelde ik tijdens een praatje in het Fries Museum dat je in Friesland eigenlijk geen kruidenrijk grasland meer tegenkomt. Iedereen was verbaasd. Blijkbaar zien mensen het niet. Dat is het grote probleem.’’
Vorig jaar knapte er iets in hem. Toen hij een hertelling wilde doen in een stuk land waar hij eerder veel wormen vond, was er net mest geïnjecteerd. ,,Het land was kapot gescheurd. Er leefde bijna niks meer. Ik lag op mijn kar te janken in het veld. Ik dacht: we maken alles kapot.’’ Daarom is hij na de afsluiting van zijn veldonderzoek een paar maanden lang niet meer in Friesland geweest. Hij kon het landschap niet meer aanzien. ,,Ik zocht de Drentse bossen op, om mezelf te troosten.’’
Het helpt ook dat hij weet dat hij niet alleen staat. Er zijn genoeg boeren die anders willen; die biologisch werken, of serieus gangbaar willen boeren, met oog voor de natuur. Hoopvol: ,,Misschien hebben we deze achteruitgang eerst nodig, om te beseffen dat het echt anders moet.’’ Maar hoe doe je dat, in een tijd van schaalvergroting, en massaproductie tegen een lage melkprijs?
MEGABEDRIJVEN
Overal staan grote stallen. De provincie zegt niet te weten om hoeveel megabedrijven, met meer dan 250 koeien, het zo langzamerhand gaat. ,,Dat houden we niet bij’’, zegt woordvoerder Jan Arendz in het Provinsjehûs. Politici steunen met de mond de ‘natuur-inclusieve gangbare landbouw’. Maar in de praktijk profiteren vooral grote boerenbedrijven van de huidige regelgeving. En iedereen krijgt subsidie. Natuurfactoren doen er veel te weinig toe.
Staatssecretaris Sharon Dijksma had alle vertrouwen in de melksector, zei ze, toen er plannen lagen om het melkquotum af te schaffen. Er kwamen heus niet te veel koeien bij. De sector zou alles oplossen. Nou, het melkquotum is op 1 april vorig jaar afgeschaft, zegt een boer die kort geleden is overgestapt van een gangbare melkveepraktijk naar een biologische manier van werken. ,,Je ziet wat er van komt.’’
Kievitskuiken in Fries woestijnlandschap.
Hij werkt al jaren met oog voor vogels en bloemen, zoals de samenleving graag ziet. Maar hij legt het af tegen boeren die de kosten laag houden en bulkmelk kunnen leveren tegen een lage prijs. Eind februari heeft hij daarom besloten om biologisch te gaan werken. Het voelt als een nederlaag en verlossing tegelijk. Want hij geloofde heilig in een gangbare, natuur-inclusieve landbouw.
Maar het praten erover door beleidsmakers, zuivelmakers en politici duurt te lang. Op een dag, ergens in januari, werd hij toegesproken door zijn boekhouder. Om rendabel te kunnen draaien moest hij de melkproductie per hectare opschroeven. Kon er misschien een stal bij? Geen haar op zijn hoofd.
Hij deed een paar weken over zijn besluit. Toen was hij om. Hij verdient de komende twee jaar geen cent. Hij moet een deel van zijn honderd koeien afstoten en extra land pachten. Maar daarna produceert hij melk op biologische wijze. Alleen op die manier kan hij echt werken met aandacht voor de natuur.
Iedere ochtend om zes uur staat hij op, vertelt de boer. Dan loopt hij de gang in, waar de kat op een overall ligt te slapen. Dan aait hij de spinnende poes over de kop, zet de radio aan, ruikt het kuilgras en wendt zich naar zijn koeien.
Naar de Hinkes, uit een bloedlijn die nog door zijn vader is gefokt. Naar de Akkes en de Klaasjes.
Er zullen grote boeren zijn die hem hopeloos ouderwets vinden, zegt de natuurminnende veehouder. Maar op zijn land lopen nog slootjes uit het jaar 1600. Op zijn land is het een komen en gaan van biologen die de vogelstand bijhouden.
Veel boeren, misschien wel driekwart, denkt hij, zien natuurbehoud als een bedreiging. Nou, hij niet.
PROFITEREN
Ondertussen wordt er gepraat, en gepraat, en gepraat over zogenaamde gangbare natuur-inclusieve landbouw. De bestuurders in het provinsjehûs willen profiteren ,,van de vernieuwende aanpak die Brussel voorstaat’’. Tot het jaar 2020 moet de landbouw gericht zijn op ,,slimme en duurzame groei’’. En binnen tien jaar moet de Friese Dairy Valley de meest duurzame, en renderende zuivelketens ter wereld worden.
In de winkels liggen pakken melk met vogels erop. Of met koeien in de wei erop getekend. Friesland Campina heeft een purpose statement geformuleerd. ,,
Nouri-shing by nature – betere voeding voor de wereld, goede inkomsten voor onze boeren, nu en in de toekomst.’’
Ik lees het. Ik hoor de beleidsmakers praten. Om moedeloos van te worden.
Per hoofd van de Europese bevolking gaat ongeveer 100 euro per jaar aan landbouwsubsidiegeld naar boeren. De groten worden groter, de kleineren worden verpletterd, de geluiden van het land zijn verstomd.
Doodgemaaid gruttokuiken dat teruggevonden kon worden omdat het gezenderd was.
Hoe kun je het grote doodgaan stoppen? ,,Biologisch voedsel kopen'', zegt wetenschappelijk directeur Cees Buisman van waterinstituut Wetsus. ,,Dat doe ik altijd.''
Ook hij maakt zich zorgen. Over de bodemkwaliteit, over de verspilling van fosfaten, over schaalvergroting. ,,We raken steeds verder van de natuur af, terwijl we daarmee zouden moeten samenwerken.’’
Ik kijk naar het maanlandschap dat Friesland heet. Naar de reusachtige machines die soms zelfs ’s nachts maaien, en die in het boerenland hazen, vogels en reekalfjes versnipperen.
Als het net is gebeurd, zie je de smots in het land liggen, vertelt weidevogelbeschermer Henk Waterlander. Smots. Bloedpap. ,,Of een eend met de poten eraf. Die nog leeft.’’
SCHAMEN
Het doet pijn, landschaps-pijn. En het raakt iedereen. LTO-voorman Geart Kooistra was laatst bij een discussie-bijeenkomst in Amsterdam over het landschap ,,Ineens rees er een vrouw op. ‘Je zult je toch schamen om nog boer te zijn’, riep ze.’’
Geart Kooistra zweeg. ,,Dat leek me het beste.’’ Hij wist even niet waar hij moest beginnen. ’s Avonds zocht hij troost bij de koeien. Hij keek naar de zwartbonten, snoof hun lucht op, de boze dame nog steeds in zijn hoofd. ,,Ik dacht: zou zij nou alles weten?’’
Niemand weet het. En in tussentijd verzuurt het land. ,,Ik kom net graach mear bûten’’, zegt natuurfotograaf Marcel van Kammen uit De Westereen. Drie jaar geleden fotografeerde hij een grutto op een hek. Op de achtergrond maaide een machine ongeveer twintig nesten met gruttokuikens naar de barrebiezen. ,,Ien doffe ellende.’’
Van wie is dit land? Een beetje van ons nog misschien. Maar verder vooral van miljoenen melkdrinkende, kaasetende, zuivelliefhebbers in de rest van de wereld. Wat kunnen we ertegen doen? Wij zaaien bijenmengsels in onze tuin. We zijn blij met begroeide rotondes en wilde bloemen langs de fietspaden. Wij laten het gebeuren.