Voor mij staat als een paal boven water dat we meer biodiversiteit nodig hebben, een betere waterkwaliteit en veel meer bodemleven in onze bodems. We zitten aan het begin van een transitie in de voedselproductie om daarin nieuwe wegen te vinden. Daar werk ik ook hard aan mee vanuit het onderwijs aan de generatie van de toekomst. Dat maakt dat het perspectief van de jonge boer mij ook na aan het hart ligt. En dan kan het zomaar zijn dat de door ons allemaal gewenste transitie soms ook gewoon heel ongelukkig uit kan pakken op individueel bedrijfsniveau waar een jonge boer aan de slag is gegaan.
Een heel praktisch voorbeeld is de appelbloesemkever die in
het voorjaar van 2023 in het nieuws[1]
was. Een kevertje dat de appeloogst behoorlijk kan beschadigen, daarom is er
een middel tegen bedacht dat op zich goed werkt, de appels zijn beschermd.
Tegelijk, tja, dat middel heeft ook andere effecten op de natuurlijke omgeving.
Effecten die steeds duidelijker worden en die ook onze lange termijn doelen van
een gezonde omgeving voor plant, dier en mens toch echt wel in gevaar brengen. Daarom
zijn we als maatschappij kritischer op die middelen en worden ze ook steeds
minder toegestaan.
Belangrijk! Voor als disclaimer: de gesprekken over
gewasbescherming zijn behoorlijk gepolariseerd, een bepaald woord kan soms al
werken als een rode lap voor de spreekwoordelijke stier. Woorden zetten bij de
lezer gedachten in beweging en raken aan de eigen werkelijkheid. Mijn doel met
deze tekst is om te beschrijven hoe het een samenhangt met het ander, en hoe iets
wat goed bedoeld is soms toch vervelende gevolgen kan hebben. Dus als je
boosheid voelt bij een van de gebruikte termen of invalshoeken: probeer die
even te parkeren.
De appelbloesemkever is een klein beestje dat eitjes afzet in
appelbloesems waarna die bloesem geen appel meer geeft. Voor de fruitteler kan
dit heel vervelend zijn, als het tientallen procenten minder opbrengst van
consumptieappels wordt, is de lol er echt gauw vanaf.
Er is een gewasbeschermingsmiddel dat deze kever bestrijdt
(danwel de appels beschermd, het is maar net waar je begint te denken). Dit
middel werkt goed, tegelijk is besloten dat dit middel vanaf 2023 niet langer
toegestaan is. De appelbloesemkever heeft nu dus weer kans om eitjes te leggen
en deze doet dit dan ook volop. Dat betekent minder appels te oogsten, of dat
erg is, dat hangt dan erf af van je perspectief en in hoeverre het jou wel of
niet raakt. Als consumenten hebben we er weinig ‘last’ van, er zijn gewoon
appels te koop en als die al veel duurder worden eten we er gewoon minder. Als
burger hoop je dat het bijdraagt aan een schonere omgeving.
Als fruitteler kan het echter heel dichtbij komen als die appelbloesemkever
jouw boomgaard bezoekt en daar met heel veel vriendjes en vriendinnetjes een
eitjeslegfeestje heeft. Dan kan dat tientallen procenten minder appels
betekenen en dus ook tientallen procenten minder inkomen terwijl alle kosten
wel gewoon doorgaan. Als je dan een jonge fruitteler bent en je hebt 3 jaar
geleden het fruitteelt bedrijf van je ouders overgenomen kan dit flink je
plannen in de weg zitten. Wellicht heb je plannen gemaakt om de boomgaard
anders op te zetten, meer verschillende teelten, meer biodiversiteit op het
eigen land en mogelijk ook investeren in een regionale afzet van de producten. Ofwel:
je beweegt mee, je hebt plannen en je bouwt aan de landbouw van de toekomst.
Voorlopig moet je echter eerst zien dat de financiering
lager wordt, de hoge financiering die nodig was om de boomgaard over te kunnen nemen,
als je daar een stuk van af kunt lossen krijg je de ademruimte om verder te
investeren in verduurzaming.
Toen kwam de appelbloesemkever en kon je tientallen
procenten minder appels verkopen, in plaats van aflossen moest er bijgeleend
worden. In plaats van denken over investeren gaat alle gesprekken met de
financier nu over het voorkomen van een faillissement, je zit nu bij de
afdeling ‘bijzonder beheer’. Dee komende 10 jaar zul je alles op alles moeten
zetten om weer een financieel gezond bedrijf te kunnen worden. Investeren in
verduurzaming zal echt even moeten wachten.
Daar zit nu de crux van dit verhaal, het onbedoelde
neveneffect van meer agro-ecologie is dat de risico’s voor de
productiebedrijven zomaar een stuk groter kan worden.
Natuurlijk is het goed om middelengebruik te verlagen en
waar mogelijk te stoppen. Het ecologische systeem heeft een eigen veerkracht,
dat moeten we weer terugkrijgen in de boomgaard. De natuurlijke vijanden kunnen
dan hun rol weer vervullen. Er zijn ook stemmen die zeggen dat we door een
verbod op middelen ‘achteruitboeren’, zo ontzettend veel potentieel goede
appels die nu niet geoogst kunnen worden, wat zonde. Discussies op ‘systeemniveau’
kun je zeggen.
Voor de jonge fruitteler die het net overgenomen heeft is deze
discussie veel te abstract. Die zit namelijk morgen weer in overleg met de
boekhouder hoe het verder moet. Want die fruitteler heeft heel concreet te
maken met de gevolgen op het ‘bedrijfsniveau’.
Die middelen zijn namelijk ooit bedacht om op bedrijfsniveau
de productierisico’s te verlagen en oogstzekerheden te vergroten. Als die middelen
niet langer beschikbaar zijn is het risico er echter nog steeds. Doordat
individuele bedrijven groter zijn geworden, dat kon haast niet anders met die
stijging van prijzen en hoge kosten van investeringen, is het financiƫle risico
op het bedrijf een stuk groter geworden. Als je als ondernemer ‘de sjaak’ bent
en de kever bij jouw bedrijf ‘toeslaat’ is er weinig aan te doen. Dan heb je
gewoon botte pech.
Op systeemniveau kunnen we dit aan en werken we ook toe naar
een weerbaarder ecosysteem met meer natuurlijke vijanden, meer diversiteit in
teelten, misschien ook wel natuurlijke middelen die we nog moeten gaan
ontdekken. We gaan het oplossen, echt, maar die jonge fruitteler heeft eerst
morgen een overleg met de accountant en te veel nachten met weinig slaap.
Ofwel, als maatschappij willen we toe naar minder chemie
omdat we de noodzaak van meer natuur, meer biodiversiteit, schoner water en
gezondere bodem centraal stellen.
Als maatschappij kunnen we prima overweg met die extra
risico’s, we hebben hoop op de weerbaarheid van de ecologie, op natuurlijke
vijanden, op andere manieren van telen.
Als teler heb je echter op korte termijn te maken met een
fors groter productierisico. De instrumenten om te kunnen sturen zijn er niet
meer. En los van de vraag of je als teler het daar mee eens bent of niet, het
bedrijfsrisico is een heel stuk groter.
Dit grotere bedrijfsrisico zit de gewenste transitie echt in
de weg. Het verhoogde risico op bedrijfsniveau is een serieus aspect in de
keuzes van de ondernemer. Dit blokkeert het vinden van nieuwe routes en daarom
is het in ons aller belang dat we die risico’s van met name de jonge telers weten
te verlagen, zij hebben nog geen eigen reserve opgebouwd en we hebben hun
ondernemerskracht juist zo nodig.