zaterdag 29 oktober 2016

Welkom bij verdediging van mijn proefschrift, vrijdag 18 nov 16 uur Aula WUR

Wat in 2010 begin met een vraag leidt in 2016 tot een proefschrift. Hoe beleven boeren het speelveld voor de ontwikkeling van hun bedrijf? Een omgeving die verandert, die nieuwe vragen en verwachtingen heeft voor het agrarisch bedrijf. Welke ruimte zien boeren dan en waardoor wordt dat bepaald? En hoe is het bedrijf ingebed in de relaties met de context van het bedrijf?
 
Dat zijn de vragen van het onderzoek dat uitgevoerd is in de context van Kampereiland, een prachtig gebied met een rijke historie in de melkveehouderij. Door de bijzondere situatie van dit gebied zijn de omstandigheden waarin de 100 melkveehouders opereren sterk vergelijkbaar. Dat maakt het mogelijk om verschillen tussen ondernemers te onderzoek in de beleving van het speelveld voor bedrijfsontwikkeling. In een goede samenwerking met de Pachtersbond en De Stadserven (verpachter) is dit onderzoek uitgevoerd, een win/win voor praktijk en onderzoek. En ook een win voor het onderwijs: de uitkomsten van het onderzoek worden dit najaar al toegepast in het onderwijs van Aeres Hogeschool (nieuwe naam van CAH Dronten).
 
Alle reden om dit onderzoek mooi af te sluiten met een openbare verdediging in de Aula van Wageningen Universiteit, Generaal Foulkesweg 1 te Wageningen. Een commissie van 4 wetenschappers (Ruud Huirne, Ika Darnhofer, Lee-Ann Sutherland en Erik Matthijs) zal mij kritische bevragen over het onderzoek. Dit is de openbare verdediging. Van harte uitgenodigd!
 
Het begint om 16.00 uur precies met een Nederlandstalige introductie van mij op het onderzoek waarna om 16.15 de commissie in vol ornaat binnenkomt en mij vervolgens drie kwartier bevraagt. Daarna trekken zij zich terug en zal (als het goed gegaan is) om 17.15 uur de officiële promotie tot Doctor in de wetenschappen plaatsvinden. Aansluitend is er een receptie in hetzelfde gebouw tot 18.15 uur.
 
Het proefschrift is verkrijgbaar bij de verdediging en daar is ook een Nederlandstalige korte versie beschikbaar met interviews over het onderzoek en de verbinding met praktijk en onderwijs. Voor vragen over het proefschrift kun u contact opnemen via r.methorst@aeres.nl.
 
 
 

maandag 3 oktober 2016

Techniek en ecologie: beide nodig

Vandaag, 3 oktober 2016, was de start-top van het later dit jaar te tekenen Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Land en Tuinbouw. Op de Eemlandhoeve kwamen Liliane Ploumen en Martijn van Dam om deze start top kracht bij te zetten. NAJK, LTO (Hans Huijbers), Youth Food Movement, om maar een paar aanwezige organisaties te noemen.

Na een gesprek in de voorfase schreef ik onderstaande tekst, 'Landbouw die meervoudig Voedt', Want de maatschappij heeft meer nodig dan alleen het voedingsmiddel dat de landbouw produceert. En omdat techniek en ecologie beide nodig zijn, het is geen of-of.

Geen korte blog, even een tekst van 3 A4 :-), het onderwerp verdient het.

Landbouw die meervoudig voedt.

Landbouw is een integraal deel van onze samenleving. Het is zo integraal dat wij als samenleving die landbouw eigenlijk als vanzelfsprekend zien. ‘Het is er en het zorgt voor ons voedsel, prima, nu verder met mijn eigen bezigheden’.  Die vanzelfsprekendheid is een direct gevolg van het enorme succes van die landbouw. Elke dag weer zorgt de landbouw, of misschien beter, het agrofood complex, dat de schappen vol liggen met een breed scala aan producten. Dit is het resultaat van al die mensen, organisaties en bedrijven in agrofood die steeds weer innovatief en ondernemend de uitdagingen opgepakt hebben en dat nog steeds doen. Het succes van agrofood is een belangrijke pijler onder de Nederlandse economie. Agrofood opereert binnen die economie en volgens de economische wetmatigheden. Productiekosten en marges zijn leidend voor de keuzes die gemaakt worden. Een economie waarin succesvolle bedrijven groeien, waarin rationalisatie, specialisatie en optimalisatie leidt tot het agrofood complex dat wij nu kennen. Gecombineerd met de Nederlandse handelsgeest is dit de basis voor een wereldwijd bekend, hoog productief agrofood complex. 

Nu, anno 2016, wordt steeds meer en steeds duidelijker zichtbaar wat dit betekent voor de omgeving waarin het agrocomplex opereert: het landschap, natuurwaarden, de buren. En voor de relatie van de samenleving met zowel de agrofood wereld als de boeren en hun bedrijven. De afstand tussen boeren en burgers, tussen boeren en buren, tussen voedsel consumeren en voedsel produceren is sterk vergroot. Ook de uitdagingen rond duurzaamheid worden steeds zichtbaarder en concreter. In die uitdaging rond duurzaamheid en ook dierenwelzijn zijn al hele grote stappen gezet in de laatste 20 jaar. Veelal met technologische oplossingen zijn we in staat om de impact van landbouwproductie op de omgeving sterk terug te dringen per eenheid productie. Tegelijk is er een sterke schaalvergroting gaande waardoor een landbouwbedrijf een groot aantal eenheden produceert en daardoor toch de grenzen van de belastbaarheid van de directe omgeving nadert en vaak ook overstijgt. Die schaalvergroting is al tientallen jaren gaande in diverse takken van de landbouwproductie. De recente stormachtige ontwikkelingen in de melkveehouderij hebben het echter scherper zichtbaar gemaakt voor de samenleving. Door de vrij plotseling duidelijk wordende schaalvergroting in de melkveehouderij is het bewustzijn over de effecten daarvan in bredere lagen van de bevolking getriggerd dan tot nu toe. Een kenmerkend voorbeeld is het benoemen van ‘landschapspijn’ in een column waarin de schrijver zich realiseert dat het bekende platteland niet meer het bekende platteland is. Een realisatie die letterlijk als verlies ervaren wordt, als pijn.

De landbouw en daarmee het hele agrofood complex en daarmee dus ook de samenleving als geheel staat voor een uitdaging om de ontwikkeling van de productie voor de komende decennia vorm te geven. Wat voor landbouw willen we eigenlijk? Hoe gaan we de uitdaging om de productie te verduurzamen vormgeven? Welke kennis gaan we daarvoor ontwikkelen en wie betrekken we daarbij? Door de jaren heen tekent zich af dat hier twee hoofdroutes zijn.
Eén route is die waarbij agro-technologie een centrale rol speelt en waarbij de ruimte voor ontwikkeling bepaald wordt door de economische principes die leidend zijn voor productie en consumptie. De agro-technologie route bouwt voort op het succes van de laatste tientallen jaren waarin grote stappen vooruit worden gezet. Dit is een route die het mogelijk maakt om grote hoeveelheden product van een standaard kwaliteit op heel veel plaatsen aan te kunnen bieden aan de consumenten. Een simpele rekensom laat zien dat Duitsland elke dag 40 miljoen eieren nodig heeft. Dat vraagt om efficiënte en effectieve productie.
De andere route is die waarbij agro-ecologie belangrijk is en waarbij de verbinding met de consument nadrukkelijk gezocht wordt. De agro-ecologie route kent een breed spectrum aan productie waarbij niet primair de kostprijs centraal staat maar het produceren van een product dat op meerdere aspecten van waarde is voor de samenleving. De nadruk op ecologie als basis en de verbinding met de consument als mens creëert producten met een toegevoegde waarde op heel andere terreinen als puur een voedingsproduct.
Een discussie welke van deze twee routes beter is, is eindeloos, vruchteloos en ook zinloos. Er is niet één weg en beide routes kunnen naast elkaar bestaan. Een consument kan  producten uit zowel de agro-technologische en de agro-ecologische route kopen op verschillende momenten en daarbij op al die momenten content zijn met de waarde die het biedt. De routes sluiten elkaar niet uit. Tegelijk is het niet vanzelfsprekend dat beide routes dezelfde mogelijkheden hebben om tot wasdom te komen. De agro-technologie route heeft daarin een belangrijke voorsprong door de sterke verbinding met de huidige structuur en opzet van het agro-food complex. De inbedding in de drijvende krachten van de economie maakt dat er beperkt sturing of  stimulering nodig is. Met duidelijke kaders waarin de randvoorwaarden voor productie gesteld worden kan de productie zichzelf ontwikkelen. Een belangrijke drijvende kracht is dat de agro-technologische route veel inputs en veel techniek nodig heeft, dit biedt ruimte voor een breed scala aan ondernemingen om diensten en producten te ontwikkelen. Belangrijk is het duidelijk stellen van randvoorwaarden gekoppeld aan een stringent handhavingsbeleid om effecten die negatief uitwerken op de duurzaamheid tegen te gaan. Het voorkomen van ongewenste effecten gaat namelijk vrijwel altijd gepaard met hogere productiekosten, kosten die binnen de economische wetmatigheden zoveel mogelijk vermeden worden door de producenten. De agro-ecologie route heeft door de aard van de productie een minder belastende impact op de ecologische omgeving. Dit betekent dat er een maatschappelijke meerwaarde is die tegelijk lastig in de prijs van het product te verdisconteren is. Met andere woorden: de agro-technologische route heeft ‘de wind in de zeilen’ en de agro-ecologische route moet laveren om ondanks tegenwind toch vooruit te komen.

Doorkijkend naar het jaar 2040, wat voor landbouw is er dan? Hoe ziet dan de verbinding van de samenleving met de landbouwproductie eruit? Welke productiesysteem is dan sterk? Hoe is dan de verhouding van de productie met duurzaamheid? 2040 is ver weg en tegelijk zijn de keuzes die we nu in 2016 maken mede bepalend voor die wereld van 2040. Systemen met de wind mee zullen zich ontwikkelen en doorgaan, maar hoe ziet het er uit voor de systemen die tegen de wind in moeten laveren?

De agro-technologische benadering zal doorontwikkelen naar een agro-technologisch agro-food complex zijn dat sterk gerobotiseerd is en waarin door de vereiste schaalgrootte geanonimiseerd en geïsoleerd van de samenleving produceert. Dit systeem zal hoog efficiënt zijn binnen de economische kaders. Afhankelijk van de ecologische kaders die de wetgever oplegt zal het afwentelen van productie kosten op de maatschappij als geheel meer of minder sterk zijn. Een hoog doorontwikkeld systeem, zeer kapitaalsintensief, in hoge mate internationaal waar het gaat om geld en productstromen. Een systeem waar sommige mensen van zullen genieten, waarin de combinatie van economie en techniek leidt tot een hoog efficiënt productiesysteem. Wat zal dit beteken voor het Nederlandse agrarisch familiebedrijf? Zijn het dan nog agrarisch ondernemers? Of zijn het agrarisch franchisenemers? De kapitaalstromen en daarmee de risico’s zijn zo groot, dit gaat leiden naar een concentratie van middelen in een beperkt aantal handen. Wellicht zijn er dan grote bedrijven die het geheel in handen hebben, van productie tot verwerking en het verkopen aan de consument. Dit scenario zal zich ontwikkelen en dat is in zichzelf ook geen probleem. Tegelijk zijn er wel een aantal vragen te stellen die we nu, in 2016, wel echt onder ogen moeten zien, waar we over moeten spreken en wellicht ook op moeten handelen.

Want hoe zit het met de weerbaarheid van het systeem? Wat als er mogelijkheden ontstaan om economische macht te misbruiken? Wie kan dat dan controleren? Wie kan afdwingen dat de internationale product en geld stromen altijd door blijven gaan? Hoe zit het met voedselzekerheid? En wat als het leidt tot een dusdanige isolatie van productie dat de afstand van de consument tot de grond, het dier, de aarde echt heel groot wordt? Als daarmee de afstand van de burger tot een belangrijk deel van het leven, de verbinding met aarde en voedsel op afstand komt? De agro-ecologische route biedt voor veel van de vragen die hierboven staan een alternatief, een manier om boer en omgeving te verbinden, om landbouw te bedrijven die in zichzelf waardevolle bijproducten levert als hoge bodemkwaliteit, hogere biodiversiteit, hogere landschapswaarde, plaatsen waar mensen, waar kinderen, in contact komen met de basis van leven: ons voedsel.

Er zijn op veel plekken in ons mooie land boeren, ondernemers, families die pionierend bezig zijn om de agro-ecologie op hun bedrijf de basis te laten zijn, ondanks de heersende tegenwind. Die de verbinding met de mens in de samenleving maken, die plekken bieden waar de eenvoud van voedselproductie in haar seizoenen, ritmes en afhankelijkheid van de natuur beleefd wordt. Waar mensen ook mee denken over het agrarisch bedrijf. Dit zijn broedplaatsen van innovatie, van andere manieren om naar economie te kijken. Van waarde toevoegen met een hoofdletter W.

Stel nu eens dat we niets doen, is die agro-ecologische route dan nog aanwezig in 2040? Hebben ze een verdienmodel weten te ontwikkelen waarin de meerwaarde van het productiesysteem leidt tot geldstromen die dit ondersteunen? Is dan de kennis van die pioniers verspreid naar andere ondernemers die graag aanhaken en willen leren? Zijn er dan nieuwe economische modellen ontwikkeld om de burger ook financieel te betrekken bij het boerenbedrijf? Is er dan kennis ontwikkeld over hoe werken met ecologisch principes de bodemkwaliteit verhoogd waardoor de mest en mineralen weer waardevol zijn?

Stel nu eens dat we in 2016 starten om de agro-ecologische route wat meewind te geven? Als we de kennis van die pioniers actief ‘oogsten’ en daarmee ook bereikbaar maken voor andere ondernemers die graag aanhaken. Want de agro-technologische route gaat leiden tot heel veel boerenwoningen waar besloten zal worden om hun bedrijf te stoppen, ze passen niet voldoende bij de agro-technologie. Ze zijn niet nodig. Als die plaatsen nu eens plekken wordt waar de families aanhaken bij een beweging die ervoor gezorgd heeft dat de kennis en ervaring van de pioniers beschikbaar is. Dat die pioniers verder werken aan het uitbouwen van hun bedrijf en tegelijk die route wijzen voor anderen.


Dan zou het zomaar kunnen zijn dat er in 2040 twee routes naast elkaar zijn. Twee routes waardoor het geheel weerbaarder, stabieler en dynamischer is. Waardoor de samenleving de verbinding houdt met leven, met aarde, met voedsel. Waardoor er heel veel boerenwoningen zijn waar families wonen die bijdragen met hun inzet en creativiteit aan de verbinding van burger met zijn voedsel.