Na een gesprek in de voorfase schreef ik onderstaande tekst, 'Landbouw die meervoudig Voedt', Want de maatschappij heeft meer nodig dan alleen het voedingsmiddel dat de landbouw produceert. En omdat techniek en ecologie beide nodig zijn, het is geen of-of.
Geen korte blog, even een tekst van 3 A4 :-), het onderwerp verdient het.
Landbouw die meervoudig voedt.
Landbouw is een integraal
deel van onze samenleving. Het is zo integraal dat wij als samenleving die
landbouw eigenlijk als vanzelfsprekend zien. ‘Het is er en het zorgt voor ons
voedsel, prima, nu verder met mijn eigen bezigheden’. Die vanzelfsprekendheid is een direct gevolg
van het enorme succes van die landbouw. Elke dag weer zorgt de landbouw, of
misschien beter, het agrofood complex, dat de schappen vol liggen met een breed
scala aan producten. Dit is het resultaat van al die mensen, organisaties en
bedrijven in agrofood die steeds weer innovatief en ondernemend de uitdagingen
opgepakt hebben en dat nog steeds doen. Het succes van agrofood is een
belangrijke pijler onder de Nederlandse economie. Agrofood opereert binnen die
economie en volgens de economische wetmatigheden. Productiekosten en marges zijn
leidend voor de keuzes die gemaakt worden. Een economie waarin succesvolle
bedrijven groeien, waarin rationalisatie, specialisatie en optimalisatie leidt
tot het agrofood complex dat wij nu kennen. Gecombineerd met de Nederlandse
handelsgeest is dit de basis voor een wereldwijd bekend, hoog productief
agrofood complex.
Nu, anno 2016, wordt steeds
meer en steeds duidelijker zichtbaar wat dit betekent voor de omgeving waarin
het agrocomplex opereert: het landschap, natuurwaarden, de buren. En voor de
relatie van de samenleving met zowel de agrofood wereld als de boeren en hun
bedrijven. De afstand tussen boeren en burgers, tussen boeren en buren, tussen
voedsel consumeren en voedsel produceren is sterk vergroot. Ook de uitdagingen
rond duurzaamheid worden steeds zichtbaarder en concreter. In die uitdaging
rond duurzaamheid en ook dierenwelzijn zijn al hele grote stappen gezet in de
laatste 20 jaar. Veelal met technologische oplossingen zijn we in staat om de
impact van landbouwproductie op de omgeving sterk terug te dringen per eenheid
productie. Tegelijk is er een sterke schaalvergroting gaande waardoor een
landbouwbedrijf een groot aantal eenheden produceert en daardoor toch de
grenzen van de belastbaarheid van de directe omgeving nadert en vaak ook
overstijgt. Die schaalvergroting is al tientallen jaren gaande in diverse
takken van de landbouwproductie. De recente stormachtige ontwikkelingen in de
melkveehouderij hebben het echter scherper zichtbaar gemaakt voor de
samenleving. Door de vrij plotseling duidelijk wordende schaalvergroting in de
melkveehouderij is het bewustzijn over de effecten daarvan in bredere lagen van
de bevolking getriggerd dan tot nu toe. Een kenmerkend voorbeeld is het
benoemen van ‘landschapspijn’ in een column waarin de schrijver zich realiseert
dat het bekende platteland niet meer het bekende platteland is. Een realisatie
die letterlijk als verlies ervaren wordt, als pijn.
De landbouw en daarmee
het hele agrofood complex en daarmee dus ook de samenleving als geheel staat
voor een uitdaging om de ontwikkeling van de productie voor de komende decennia
vorm te geven. Wat voor landbouw willen we eigenlijk? Hoe gaan we de uitdaging
om de productie te verduurzamen vormgeven? Welke kennis gaan we daarvoor
ontwikkelen en wie betrekken we daarbij? Door de jaren heen tekent zich af dat
hier twee hoofdroutes zijn.
Eén route is die waarbij agro-technologie een centrale rol speelt en waarbij de ruimte voor ontwikkeling bepaald wordt door de economische principes die leidend zijn voor productie en consumptie. De agro-technologie route bouwt voort op het succes van de laatste tientallen jaren waarin grote stappen vooruit worden gezet. Dit is een route die het mogelijk maakt om grote hoeveelheden product van een standaard kwaliteit op heel veel plaatsen aan te kunnen bieden aan de consumenten. Een simpele rekensom laat zien dat Duitsland elke dag 40 miljoen eieren nodig heeft. Dat vraagt om efficiënte en effectieve productie.
Eén route is die waarbij agro-technologie een centrale rol speelt en waarbij de ruimte voor ontwikkeling bepaald wordt door de economische principes die leidend zijn voor productie en consumptie. De agro-technologie route bouwt voort op het succes van de laatste tientallen jaren waarin grote stappen vooruit worden gezet. Dit is een route die het mogelijk maakt om grote hoeveelheden product van een standaard kwaliteit op heel veel plaatsen aan te kunnen bieden aan de consumenten. Een simpele rekensom laat zien dat Duitsland elke dag 40 miljoen eieren nodig heeft. Dat vraagt om efficiënte en effectieve productie.
De andere route is die
waarbij agro-ecologie belangrijk is en waarbij de verbinding met de consument
nadrukkelijk gezocht wordt. De agro-ecologie route kent een breed spectrum aan
productie waarbij niet primair de kostprijs centraal staat maar het produceren
van een product dat op meerdere aspecten van waarde is voor de samenleving. De
nadruk op ecologie als basis en de verbinding met de consument als mens creëert
producten met een toegevoegde waarde op heel andere terreinen als puur een
voedingsproduct.
Een discussie welke van
deze twee routes beter is, is eindeloos, vruchteloos en ook zinloos. Er is niet
één weg en beide routes kunnen naast elkaar bestaan. Een consument kan producten uit zowel de agro-technologische en
de agro-ecologische route kopen op verschillende momenten en daarbij op al die
momenten content zijn met de waarde die het biedt. De routes sluiten elkaar
niet uit. Tegelijk is het niet vanzelfsprekend dat beide routes dezelfde
mogelijkheden hebben om tot wasdom te komen. De agro-technologie route heeft
daarin een belangrijke voorsprong door de sterke verbinding met de huidige
structuur en opzet van het agro-food complex. De inbedding in de drijvende
krachten van de economie maakt dat er beperkt sturing of stimulering nodig is. Met duidelijke kaders
waarin de randvoorwaarden voor productie gesteld worden kan de productie zichzelf
ontwikkelen. Een belangrijke drijvende kracht is dat de agro-technologische
route veel inputs en veel techniek nodig heeft, dit biedt ruimte voor een breed
scala aan ondernemingen om diensten en producten te ontwikkelen. Belangrijk is
het duidelijk stellen van randvoorwaarden gekoppeld aan een stringent
handhavingsbeleid om effecten die negatief uitwerken op de duurzaamheid tegen
te gaan. Het voorkomen van ongewenste effecten gaat namelijk vrijwel altijd
gepaard met hogere productiekosten, kosten die binnen de economische
wetmatigheden zoveel mogelijk vermeden worden door de producenten. De
agro-ecologie route heeft door de aard van de productie een minder belastende
impact op de ecologische omgeving. Dit betekent dat er een maatschappelijke
meerwaarde is die tegelijk lastig in de prijs van het product te verdisconteren
is. Met andere woorden: de agro-technologische route heeft ‘de wind in de
zeilen’ en de agro-ecologische route moet laveren om ondanks tegenwind toch
vooruit te komen.
Doorkijkend naar het jaar
2040, wat voor landbouw is er dan? Hoe ziet dan de verbinding van de
samenleving met de landbouwproductie eruit? Welke productiesysteem is dan
sterk? Hoe is dan de verhouding van de productie met duurzaamheid? 2040 is ver
weg en tegelijk zijn de keuzes die we nu in 2016 maken mede bepalend voor die
wereld van 2040. Systemen met de wind mee zullen zich ontwikkelen en doorgaan,
maar hoe ziet het er uit voor de systemen die tegen de wind in moeten laveren?
De agro-technologische
benadering zal doorontwikkelen naar een agro-technologisch agro-food complex zijn
dat sterk gerobotiseerd is en waarin door de vereiste schaalgrootte geanonimiseerd
en geïsoleerd van de samenleving produceert. Dit systeem zal hoog efficiënt
zijn binnen de economische kaders. Afhankelijk van de ecologische kaders die de
wetgever oplegt zal het afwentelen van productie kosten op de maatschappij als
geheel meer of minder sterk zijn. Een hoog doorontwikkeld systeem, zeer
kapitaalsintensief, in hoge mate internationaal waar het gaat om geld en
productstromen. Een systeem waar sommige mensen van zullen genieten, waarin de
combinatie van economie en techniek leidt tot een hoog efficiënt
productiesysteem. Wat zal dit beteken voor het Nederlandse agrarisch
familiebedrijf? Zijn het dan nog agrarisch ondernemers? Of zijn het agrarisch
franchisenemers? De kapitaalstromen en daarmee de risico’s zijn zo groot, dit gaat
leiden naar een concentratie van middelen in een beperkt aantal handen.
Wellicht zijn er dan grote bedrijven die het geheel in handen hebben, van
productie tot verwerking en het verkopen aan de consument. Dit scenario zal
zich ontwikkelen en dat is in zichzelf ook geen probleem. Tegelijk zijn er wel
een aantal vragen te stellen die we nu, in 2016, wel echt onder ogen moeten
zien, waar we over moeten spreken en wellicht ook op moeten handelen.
Want hoe zit het met de
weerbaarheid van het systeem? Wat als er mogelijkheden ontstaan om economische
macht te misbruiken? Wie kan dat dan controleren? Wie kan afdwingen dat de
internationale product en geld stromen altijd door blijven gaan? Hoe zit het
met voedselzekerheid? En wat als het leidt tot een dusdanige isolatie van
productie dat de afstand van de consument tot de grond, het dier, de aarde echt
heel groot wordt? Als daarmee de afstand van de burger tot een belangrijk deel
van het leven, de verbinding met aarde en voedsel op afstand komt? De
agro-ecologische route biedt voor veel van de vragen die hierboven staan een
alternatief, een manier om boer en omgeving te verbinden, om landbouw te
bedrijven die in zichzelf waardevolle bijproducten levert als hoge
bodemkwaliteit, hogere biodiversiteit, hogere landschapswaarde, plaatsen waar
mensen, waar kinderen, in contact komen met de basis van leven: ons voedsel.
Er zijn op veel plekken
in ons mooie land boeren, ondernemers, families die pionierend bezig zijn om de
agro-ecologie op hun bedrijf de basis te laten zijn, ondanks de heersende
tegenwind. Die de verbinding met de mens in de samenleving maken, die plekken
bieden waar de eenvoud van voedselproductie in haar seizoenen, ritmes en
afhankelijkheid van de natuur beleefd wordt. Waar mensen ook mee denken over
het agrarisch bedrijf. Dit zijn broedplaatsen van innovatie, van andere
manieren om naar economie te kijken. Van waarde toevoegen met een hoofdletter
W.
Stel nu eens dat we niets
doen, is die agro-ecologische route dan nog aanwezig in 2040? Hebben ze een verdienmodel
weten te ontwikkelen waarin de meerwaarde van het productiesysteem leidt tot
geldstromen die dit ondersteunen? Is dan de kennis van die pioniers verspreid
naar andere ondernemers die graag aanhaken en willen leren? Zijn er dan nieuwe
economische modellen ontwikkeld om de burger ook financieel te betrekken bij
het boerenbedrijf? Is er dan kennis ontwikkeld over hoe werken met ecologisch
principes de bodemkwaliteit verhoogd waardoor de mest en mineralen weer
waardevol zijn?
Stel nu eens dat we in 2016
starten om de agro-ecologische route wat meewind te geven? Als we de kennis van
die pioniers actief ‘oogsten’ en daarmee ook bereikbaar maken voor andere
ondernemers die graag aanhaken. Want de agro-technologische route gaat leiden
tot heel veel boerenwoningen waar besloten zal worden om hun bedrijf te
stoppen, ze passen niet voldoende bij de agro-technologie. Ze zijn niet nodig.
Als die plaatsen nu eens plekken wordt waar de families aanhaken bij een
beweging die ervoor gezorgd heeft dat de kennis en ervaring van de pioniers
beschikbaar is. Dat die pioniers verder werken aan het uitbouwen van hun
bedrijf en tegelijk die route wijzen voor anderen.
Dan zou het zomaar kunnen
zijn dat er in 2040 twee routes naast elkaar zijn. Twee routes waardoor het geheel
weerbaarder, stabieler en dynamischer is. Waardoor de samenleving de verbinding
houdt met leven, met aarde, met voedsel. Waardoor er heel veel boerenwoningen
zijn waar families wonen die bijdragen met hun inzet en creativiteit aan de
verbinding van burger met zijn voedsel.
Goed verhaal Ron! De vraag is, zijn de twee richtingen voldoende getypeerd door technologisch of ecologisch? Gedeeltelijk niet denk ik, want we zullen zien dat het technologische spoor niet zonder ecologie kan en het ecologische spoor niet vies van technologie zal zijn. Laat dat maar aan de ondernemers over! Ik zie het ook als twee vormen van marktmacht: de (voedsel)grondstof producent die prijsnemer is en het moet hebben van volume vergroting en kostprijsbeheersing. En de agrifoodproducent die prijszetter wil zijn en aanvoelt waar behoefte voor is bij klanten die er voor willen betalen. Maar laten we het vooral blijven doordenken en daarbij in het achterhoofd houden dat het volgens Frans Aarts (in Boeren in de Peel en Kempen omstreeks 1800) zal gaan om stabiliteit (inkomenszekerheid en voedselzekerheid) en duurzaamheid (bodemvruchtbaarheid en mineralenkringloop).
BeantwoordenVerwijderenDaarbij is het goed te bedenken dat landbouwproductie altijd een vorm van mineralen roofbouw is en dat landbouwsystemen die gebaseerd zijn op veel vreemd vermogen en veel vreemde arbeid financieel kwetsbaar zijn. Zowel de technologische als de ecologische richting hebben te dealen met het vraagstuk van stabiliteit en duurzaamheid en hebben daar in feite een eigen strategie in gekozen. Beide richtingen hebben hun succes verhalen en voorbeelden van doodlopende wegen. Groet Dirk de Groot
Goede aanvulling Dirk, dank. Het is idd blijven doordenken en zo steeds helderder kunnen verwoorden. Prijsnemer en Prijszetter is een hele goede in dat opzicht
Verwijderen